samenvatting h2 van systeem aarde
Vak
Geologie voor aardrijkskunde (1000GEOA11)
68Documenten
Studenten deelden 68 documenten in dit vak
Universiteit
Hogeschool van Amsterdam
Studiejaar: 2020/2021
Boeken in lijstAardrijkskunde PraktijkboekBasiskennis AardrijkskundeDe GeoGeomorphologie: Grundriß Allgemeine GeographieDe wereld van
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Aanbevolen voor jou
- 26Bnl4 3v antw h2 aardrijkskunde havo 3 enzoGeologie voor aardrijkskundeSamenvattingen100% (12)
- 3AK H3 - eerste boekGeologie voor aardrijkskundeSamenvattingen100% (7)
- 6Samenvatting Armenrijk H3Geologie voor aardrijkskundeSamenvattingen90% (10)
- 9SV AK H3 Gebieden in Zuid-AmerikaGeologie voor aardrijkskundeSamenvattingen100% (2)
- 4Aardrijkskunde samenvatting - WIN - §2Geologie voor aardrijkskundeSamenvattingen100% (2)
Reacties
inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.
Andere studenten bekeken ook
- Globalisering
- Samenvattingen van hoofdstuk 1
- Inhaal SO H1 Klimaatvraagstukken 5 Vwo Aardrijkskunde
- Platentektoniek H2
- AK SV H1 - AK SV H1 - BuiteNLand
- SV AK H4 - SV AK H4 Buitenland
Gerelateerde documenten
- SV AK H3 Gebieden in Zuid-Amerika
- AK Lima - AK Lima - BuiteNLand
- Begrippen Geologie
- Ak samenvatting zuid-amerika
- Aardrijkskunde - samenvatting - De wereld van
- Aardrijkskunde sv tw2 - Steden en stedelijke gebieden
Preview tekst
Verwering: het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en planten.
Mechanische verwering/fysische verwering: het gesteente val uiteen zonder dat desamenstelling ervan verandert.
- Vorstverwering (vooral in koude klimaten):
Regenwater sijpelt in kleine scheuren van gesteentemassa’s ’s nachts bevriest hetwater het water zet uit en oefent in de vorm van ijs veel kracht uit op het gesteente overdag dooit het ijs. Dit proces herhaalt zich vele malen. Het water dringt via descheuren steeds dieper het gesteente binnen, uiteindelijk splijt het gesteente.
- Verwering door temperatuurverschillen (vooral in droge gebieden):
Gesteente staan bloot aan grote temperatuurverschillen. Overdag wordt hetgesteente warm, terwijl het in de kouden nachten behoorlijk afkoelt. Door dezetemperatuurverschillen zet het gesteente uit en krimpt dit zorgt voor scheuren steen valt uit elkaar in kleine stukken.
- Verwering door plantenwortels:
Plantenwortels kunnen in kleine gesteentescheuren binnendringen, verder uitgroeienen het gesteente uiteindelijk vergruizen.
Chemische verwering: als de samenstelling tijdens het uiteenvallen veranderd. Hetoplossen van gesteente
- Mineralen uit het gesteente reageren met water en zuurstof. Sommige mineralen lossen op.
Het oplossen gebeurt vooral bij de combinatie van bepaalde typen gesteente en zuur water.
Water wordt zuur door:
- Overvloedige plantengroei in warme klimaten veel bacterien die zuur produceren. Die zuren worden opgenomen in het bodemwater
- Door de industrie
- Moerassen
- Gassen ui mest
Dit komt allemaal in de lucht terecht en word opgenomen in neervallend regenwater die vervolgens het gesteente aantasten. (vooral kalksteen is gevoelig voor dit zure water zo kunnen grotten ontstaan)
Gesteente kunnen ook roesten door het ijzer dataanwezig is in stenen (oxidatie).
Erosie en Sedimentatie
Als het gesteente eenmaal uiteengevallen is wordt het getransporteerd naar elders.het transport gebeurt door rivieren, regen, wind, ijs en zee, die alle een uitschurende werkinghebben (erosie).
Erosie: uitschurende werking van sediment dat getransporteerd wordt door rivieren, zee, ijsof wind.
Uiteindelijk wordt het materiaal ergens neergelegd (gesedimenteerd)
Er zijn 4 eroderende effecten die ook voor nieuwe sedimentatie kunnen zorgen:
Landijs (glaciaal)
U-dal (erosie)
Een u-dal wordt gevormd door de schurende werking van het ijs van de gletsjers die beladenzijn met stenen. Die stenen komen in de gletsjer terecht door mechanische verwering. Destenen in de gletsjers schuren de bodem en aangrenzende rotswanden uit in de vorm vaneen U. hoog in de bergen ontstaan door verwering en erosie spitse toppen, steile hellingenen komvormige bekkens.
Morenen (sedimentatie)
Het meegevoerde puin door de gletsjers (alles ligt door elkaar) vormt morenenwallen,middenmorenen, zijmorenen of eindmorenen.
Wind (eolisch)
Paddenstoelrots (erosie)
losse deeltjes op het aardoppervlak in een droog gebied worden weggeblazen (zand en stof) zand straalt gesteente zand schuurt het gesteente in de vorm van een paddenstoel.
Onderaan uitgesleten omdat onderaan de lucht zit het meestzware en krachtige zand.
Duinen (sedimentatie)
Losse deeltjes op het aardoppervlak in een droog gebiedworden weggeblazen zanddeeltjes worden eldersneergelegd afhankelijk van de ondergrond, plantengroei of hoeveelheid zand kunnen zoverschillende typen duinen gesedimenteerd worden.
Zee (marin)
Klifkust (erosie)
Golven komen tegen klif aan. In de golven zitten sedimeten die het gesteente afslijten.
Aanslibbingskust (sedimentatie)
Zee brengt zand naar de kust en legt het neer.
Puinhelling: afzetting aan de onderzijde van een rotswand die min of meer uit een massapuin bestaat.
Wanneer een rivier door een vlak gebied stroomt en er het hele jaar genoeg water wordafgevoerd, gaat de rivier meanderen (er ontstaan lussen). Het water stroomt niet snel, duser kan zand en klei gesedimenteerd worden. de buitenbocht word uitgesleten (snellestroomsnelheid) en de binnenbocht worden zand en grind neergelegd (lage stroomsnelheid) kan uiteindelijk een hoefijzer ontstaan
Vlechtende rivier: stelsel van veel kleine, middelmatig brede en ondiepe waterlopen diezich herhaaldelijk splitsen en weer samenkomen. De hoeveelheid puin die wordmeegenomen en afgezet is groot.
Extra info hoofdstuk 2
Hydrologische kringloop:
Planten verdampen viahuidmondjes water
Klimaatfactoren:
- Stralingsbalans
- Luchtcirculatie
- Zeestromen
- Luchtdrukgebieden
Tempratuurfactoren die van invloed zijn op het klimaat:
- De breedteligging bepaalt invalshoek zonnestralen
- Hoogteligging hoe hoger hoe kouder (atmosfeer wordt van onderaf verwarmd)
- De ligging (aan zee of landinwaarts)
- Koude of warme zeestromen
Neerslagfactoren die van invloed zijn op het klimaat:
- Luchtdrukgebieden
- De ligging van een gebied aan zee of ver landinwaarts aanlandige wind is vlak bij zee veel sterken
- Ligging van gebergte
C- klimaat:
- Winter warmer dan -3°C (maar koeler dan +10°C)
- Zomer warmer dan 10 °C
Cf = geen droge periode (gematigd zeeklimaat)
Cw= droge zomer (mediterraan klimaat)
Cs = droge winter (gematigd klimaat)
D- klimaat:
- Winter kouder dam -3 °C
- Zomers warmer dan 10 °C
Df = geen droge periode (continentaal klimaat)
Dw= droge zomer (continentaal klimaat)
Ds = droge winter (continentaal klimaat)
E- klimaat:
- Alle maanden kouder dan +10 °C
EF= poolklimaat, landijs
ET= koud klimaat, toendra
EH = koud klimaat in hooggebergten